Veelgestelde vragen

Hieronder vindt u veelgestelde vragen over de inhoud van de NTS. U kunt de lijst beperken door te klikken op ‘basisprincipes’ of ‘ingangsklachten en triagecriteria’.

Lees  de meest gestelde vragen over visie en werkwijze van NTS.

NTS FAQ- Visie en werkwijze 2017_web

Nee. De NTS is geen beslisboom die zonder gedegen vooropleiding en medische kennis ingevuld kan worden. Het is belangrijk dat de gebruiker het doel van de ingangsklachten en de bijbehorende triagecriteria kent, zodat hij of zij (verder: hij) bewust bezig is met het interpreteren van de antwoorden. Het bepalen van het toestandsbeeld en het plaatsen van de patiënt binnen zijn context is belangrijk om de urgentie en vervolgactie te kunnen bepalen.

Er wordt veel gerefereerd aan contextuele factoren, risicogroepen en alarmsignalen. Wat houden deze begrippen en waarom zijn
dit geen triagecriteria? Het bepalen van de urgentie gebeurt op basis van triagecriteria. De urgentie kan aangepast worden op geleide van de context, alarmsignalen en risicogroepen. Deze factoren zijn bij iedere patiënt anders en daarom neemt de triagist deze mee bij iedere triage.

Wat zijn contextuele factoren?
• Duur van de klachten en het verloop
• Andere ziekten en medicijngebruik
• Communicatieproblemen of onduidelijke hulpvraag
• Geen mantelzorg
• Taalbarrière
• Melder is niet bij de patiënt aanwezig
• Weersomstandigheden
• Locatie

Wat zijn risicogroepen?
• Patiënten met een hoge leeftijd
• Patiënten met een leeftijd onder de drie maanden
• Zwangere vrouwen
• Chronisch zieken
• Patiënten met een verminderde weerstand (chemotherapie, aids)
• Patiënten die recent een operatie hebben ondergaan of zijn opgenomen
• Patiënten met een inconsistent verhaal

Wat zijn alarmsignalen?
• Tweede keer contact
• Hevige pijn, angst of onrust
• Snelle verslechtering van de conditie
• Niet-pluisgevoel van de triagist
.

Een alarmsymptoom bij mensen met COVID-19 is extreme vermoeidheid en/of uitputting. Na 5-7 dagen (tot max 13) treedt acute verslechtering van de conditie van de patiënt op. Deze uitputting/extreme vermoeidheid staat meer op de voorgrond dan bijvoorbeeld de kortademigheid.

Het gaat over extreme vermoeidheid of uitputting in combinatie met griepachtige verschijnselen. Extreme vermoeidheid en/of uitputting past bij ‘ernstig ziek’. Wanneer iemand dus extreem vermoeid of uitgeput is, kies dan voor ‘ernstig ziek’ bij het triagecriterium: zieke indruk. De urgentie wordt dan U2 en dit is juist!

Lees hier de volledige NTS memo. Meer informatie is te vinden op de website van het NHG.

“De” kwetsbare oudere is lastig in NTS te ‘vangen’. De redactieraad heeft zich al vaak gebogen over de mogelijkheid om dit op de één of andere manier op te nemen binnen NTS. Echter, is er geen consensus over wat precies de definitie van ‘een kwetsbare oudere’ is en wat dit dan moet doen met de urgentie. Dit verschilt van geval tot geval. Mensen van hoge leeftijd zijn zeker een risicogroep en dat dient altijd meegewogen te worden bij de triage en bij de uiteindelijke bepaling van de urgentie. Bij een kwetsbare oudere wordt er dus extra beroep gedaan op de inschatting en professionaliteit van de triagist/centralist.

De ABCD-check is opgebouwd uit triagecriteria die “onder water” effect hebben op de urgentie. Daarmee bedoelen we dat bijvoorbeeld een lichte kortademigheid misschien niet direct levensbedreigend is, maar wel in combinatie met andere triagecriteria binnen andere ingangsklachten tot een hogere urgentie kunnen leiden. Daarom is het belangrijk om de ABCD altijd zorgvuldig te beoordelen en in te vullen. Daarnaast is een geringe kortademigheid of een niet-acute stridor al een U4 urgentie. Wanneer je de ABCD op ‘veilig’ zet dan kan je aan het einde van de triage op een U5 uitkomen die onterecht is. De ABCD dus altijd zorgvuldig invullen!

Ingangsklachten
Om NTS overzichtelijk te houden proberen we het aantal ingangsklachten beperkt te houden. Een aparte ingangsklacht wordt alleen toegevoegd wanneer er een verschil is in triagecriteria en urgenties met bestaande ingangsklachten. Zo blijken bij een ingangsklacht voor maagklachten de triagecriteria vrijwel hetzelfde als bij buikpijn. Daarom valt dit onder dezelfde ingangsklacht. Idem voor huidklachten van een kind en een volwassene.

Triagecriterium
Ook voor het wel of niet opnemen van een triagecriterium wordt gelet op de toegevoegde waarde van veiligheid, doelmatigheid en overzicht:

  • Veiligheid: wat wordt zonder dit triagecriterium gemist? Hoe erg is dat? Zijn er andere triagecriteria die dit ondervangen?
  • Doelmatigheid: wat betekent het opnemen van dit triagecriterium aan verlies van efficiency? Hoeveel onnodige contacten komen erbij?
  • Overzicht: een overdaad aan triagecriteria vermindert het overzicht en dus een goed gebruik.

Context
De redactieraad maakt voortdurend een afweging tussen veiligheid en doelmatigheid. Immers: triage is risicomanagement. Honderd procent veiligheid is bij voorbaat uitgesloten. Goede triage houdt in dat er bewust een risico wordt genomen, zij het met een zo groot mogelijke mate van veiligheid. NTS is hierbij een hulpmiddel maar het is erg belangrijk om bij de beoordeling van een individuele patiënt ook altijd de contextuele factoren te laten mee te wegen.

Ja. Voor input van de gebruikers, heeft de NTS een gebruikersoverleg opgericht. Iedere zorgaanbieder die met een NTS-applicatie werkt, wordt gevraagd om maximaal één deelnemer aan de het gebruikersoverleg. Dit overleg vindt tweemaal per jaar plaats (mei en november). Zowel de deelnemers als de redactieraad kunnen onderwerpen inbrengen. Doel is het bespreken van wensen en feedback over de inhoud van richtlijnen, zoals ingangsklachten, triagecriteria, adviezen, vervolgfuncties en urgenties. Onder de agendapunten vallen ook wensen van gebruikers, het terugkoppelen van fouten en het informeren over aanpassingen, wijzigingen en updates.

De leden van het gebruikersoverleg vormen een intermediair tussen redactieraad en de gebruikers in hun HAP, meldkamer of SEH.

De voorzitter van de NTS-redactieraad zit de bijeenkomst voor, de NTS officemanager is ambtelijk secretaris, stelt de agenda op, maakt verslag en onderhoudt de contacten met de deelnemers.

Bij het aanpassen van de NTS maakt de redactieraad voortdurend een afweging tussen veiligheid en doelmatigheid. Immers: triage is risicomanagement. Honderd procent veiligheid is bij voorbaat uitgesloten. Veiligheid en doelmatigheid staan op gespannen voet met elkaar: het vergroten van de veiligheid heeft een verlaging van de doelmatigheid tot gevolg, en vice versa. Goede triage houdt in dat er bewust een risico wordt genomen, zij het met een zo groot mogelijke mate van veiligheid.

NTS stelt ook geen diagnose maar adviseert een urgentie en vervolgactie op basis van de geselecteerde antwoorden.

Het is belangrijk om NTS te gebruiken als richtlijn, maar ook de persoonlijke context van de patiënt te laten meewegen om tot een zo goed mogelijke beoordeling te komen.

Triage gaat om urgentie-denken. Betrek in je triage altijd als eerste de ingangsklacht die kan wijzen op ernstige problemen. Bekijk bij twijfel meerdere ingangsklachten.  Bijvoorbeeld: een moeder belt over een kind van 10 weken dat koorts heeft en flink hoest. Kijk dan eerst bij “koorts kind” (en eventueel bij “ziek kind”) en pas daarna bij de ingangsklacht “hoesten”. Koorts bij een kind onder de 3 maanden is namelijk vele malen ernstiger dan hoesten.

Nee. Indien het motief van bellen duidelijk is en een korte check van het toestandsbeeld is gedaan, kan de triagist direct een advies geven. Denk hierbij aan herhalingsrecepten en vragen over medicijngebruik.

De NTS is opgebouwd van hoog- naar laag urgente vragen. Het is de bedoeling dat per ingangsklacht eerst de hoog urgente vragen gesteld worden. Wanneer er in het gesprek al (lagere) criteria beantwoord zijn, mag de gebruiker deze al aanklikken, mits dit niet tot tijdsverlies leidt.

Binnen dezelfde urgentie kunnen de criteria desgewenst door elkaar worden beoordeeld. Dat is afhankelijk van de ingangsklacht, het verloop van het gesprek en de klachten die de patiënt heeft.  De volgorde binnen dezelfde urgentie van de criteria wordt niet door NTS bepaald maar door de ICT leverancier. Ieder criterium die tot een U1 kan leiden is even urgent.

Bijvoorbeeld binnen de ingangsklacht hoofdpijn. Daar staat bij de ene ICT leverancier het criterium ‘ontstaan hoofdpijn’ bovenaan en bij een andere weer onderaan binnen de U1 criteria. Het is aan de gebruiker om goed op de hoogte te zijn van de juiste werkwijze van NTS zodat zo snel mogelijk tot de juiste geadviseerde urgentie kan worden gekomen. Je hoeft dus niet eerst alle andere criteria te beoordelen voordat je ‘ontstaan hoofdpijn’ met acuut, zeer ernstig selecteert terwijl dit bij het bepalen van het toestandsbeeld al overduidelijk naar voren kwam.

Een dynamisch triagecriterium is een criterium dat alleen zichtbaar wordt wanneer er aan een bepaalde voorwaarde is voldaan. Bijvoorbeeld wanneer je het triagecriterium ‘neurologische uitval’ beantwoordt met > 6 uur. Dan verschijnt het triagecriterium ‘stollingsstoornis’ pas. Dat komt omdat dit criterium dan pas van belang wordt om mee te nemen bij de triage en weer kan leiden tot een hogere urgentie.

Nee. De triagecriteria dienen allemaal te worden ingevuld. Wanneer een triagecriterium niet relevant is, luidt het antwoord op die vraag ‘nee’.

Ieder criterium dat mogelijk tot een ander antwoord kan leiden dan ‘nee’ dient te worden gevraagd wanneer dit nog niet duidelijk is op te maken uit het verhaal. Het is daarom erg belangrijk om een goed toestandsbeeld te schetsen voordat je de triagecriteria gaat uitvragen.  Dit houdt dus in dat niet ieder criterium hoeft te worden uitgevraagd. Het kan ook voorkomen dat er geen antwoord kan komen op een bepaald criterium omdat de patiënt dit niet kan aangeven. Denk dan aan hoofdpijn of pijn op de borst bij een baby. Dit zijn dan criteria die beantwoord dienen te worden met ‘nee’. Deze criteria zijn dan niet de criteria waar de urgentie op wordt geadviseerd.

Nee. Het is aan de gebruiker om het criterium op een dusdanige manier uit te vragen dat de patiënt weet wat er met de vraag bedoeld wordt en de triagist de informatie krijgt waarnaar ze op zoek is. Als hulpmiddel staan er in de NTS een aantal voorbeeldvragen.

Deze functie attendeert de gebruiker op ingangsklachten die van toepassing zouden kunnen zijn op basis van een geselecteerde ingangsklacht. Het betreft gerelateerde ingangsklachten die mogelijk beter passen bij het toestandsbeeld van de patiënt. Het is belangrijk dat je als gebruiker altijd even stil staat bij de ‘zie ook’.
Bijvoorbeeld wanneer een patiënt belt met buikpijn, is het belangrijk om goed na te gaan of er sprake is geweest van een trauma of wellicht toch van pijn op de borst. Kies je voor buikpijn, dan staan als ‘zie ook’ de ingangsklachten ‘trauma buik’ maar ook ‘pijn thorax’ om de gebruiker erop te attenderen dat buikpijn ook door een trauma kan worden veroorzaakt of dat de klachten wellicht beter passen bij pijn thorax. Dit doen we omdat het van essentieel belang is om de juiste ingangsklacht(en) te kiezen. Wij adviseren om bij twijfel altijd ook de ‘zie ook’ Ingangsklacht te openen.

Er kunnen meer redenen zijn waarom fysieke triage tot een andere urgentie of vervolgactie leidt dan telefonische triage.

Bij fysieke triage is de patiënt al op de locatie (HAP, seh). Een vervolgactie ‘ambu’ is dan niet wenselijk. Wanneer het niet wenselijk is om tot een U5 te komen (bijvoorbeeld op een seh) dan kan de applicatie zo worden ingesteld dat de uitkomst minstens een U4 is. Tevens kan de vervolgactie dan standaard op seh worden gezet. Dit heeft allemaal te maken met de wensen en behoeftes van de gebruiker.

NTS heeft geen exacte responstijden gedefinieerd, omdat hierover bij de zorgaanbieders verschillende afspraken worden gemaakt en bovendien de wetenschappelijke evidence voor de beste responstijden ontbreekt. Het is daarom aan de zorgaanbieder om streeftijd te hanteren en vast te stellen. Klik op onderstaande plaatje om de urgentiecategorieën in NTS te bekijken.

urgentiecategorie

Ja, dat mag. De NTS bepaalt niet de uitkomst van de triage. De NTS adviseert de urgentie en vervolgactie op basis van de door de gebruiker ingevulde triagecriteria. Het is aan de gebruiker om de triage te plaatsen in de context van de patiënt om op die manier de uiteindelijke urgentie en best passende vervolgactie te bepalen.

De gebruiker zal  dus moeten afwijken wanneer daar een reden toe is. Dit kan het ophogen, maar ook verlagen van de geadviseerde urgentie zijn of het wijzigen van de vervolgactie. Ook kunnen lokale of regionale afspraken op de huisartsenpost, SEH of MKA een reden tot aanpassing van de urgentie of vervolgactie zijn, alsmede afspraken met de ketenpartners in de acute zorg.

NTS kent drie soorten adviezen, zelfzorg adviezen, overbruggingsadviezen en instructies.

  • Zelfzorg adviezen verschijnen bij lagere urgentie. Als bij urgentie U3 de triagist besluit een zelfzorgadvies te geven en naar de eigen huisarts te verwijzen, overrulet hij feitelijk de urgentie naar U5. Na het aanpassen naar U5 verschijnen de U5-adviezen. (Als het advies nog steeds ten onrechte ontbreekt, meld dit dan aan de redactieraad)
  • Overbruggingsadviezen: overbruggingsadviezen zijn de adviezen voor de periode tussen contact met de triagist en het de hulpverlening. Deze adviezen kunt u tijdens de triage selecteren.
  • Instructies: Dit zijn stap voor stap instructies bij levensreddend handelen zoals een reanimatie of het opheffen van een luchtwegobstructie.

Voor een goede triage in de NTS is het de bedoeling dat de triagist de ernst van de pijn beoordeelt, omdat de pijn van invloed is op de urgentie. De beoordeling van de pijnscore door de triagist kan afwijken van de pijnscore van de patiënt. De triagist zal dan de pijnscore naar boven of beneden bij moeten stellen.

Voor de urgentie tellen drie antwoordcategorieën:

  • een pijnscore van 4 of minder is ‘geen/nauwelijks pijn’en telt niet mee voor de urgentie
  • een pijnscore van 5 t/m 7 is ‘ja/matig’ en verhoogt de urgentie
  • een pijnscore van 8 of meer is ‘hevig’ en leidt doorgaans tot urgentie U2.

De triagist kan drie hulpmiddelen gebruiken om tot een goede beoordeling van de pijn te komen.

  1. Een cijfer: de triagist vraagt patiënten om de mate van pijn aan te geven op een schaal van 0-10. De ‘0’ staat voor ‘geen pijn’ en de ‘10’ voor de ‘ergste pijn ooit’.
  2. Een beschrijving: de patiënt wordt gevraagd de bewoording te kiezen die de pijn het beste beschrijft. Een beschrijving van pijn is soms beter te beoordelen dan een cijfer (zeker bij bijvoorbeeld bejaarden), maar is weer niet te gebruiken bij taalbarrières.
  3. Het gedrag: naarmate de pijn toeneemt, zal het gedrag van de patiënt meer en meer door de pijn worden beïnvloed. Lichte pijn is ongemakkelijk, maar heeft geen invloed op de dagelijkse activiteiten, terwijl een koliekaanval zo hevig kan zijn dat gedrag en het gevoel van de patiënt volledig door de pijn worden overheerst. Ondraaglijke pijn is aan de telefoon te horen: communicatie is nauwelijks mogelijk.
    De pijngedragschaal beoordeelt de invloed van de pijn op de activiteiten van een patiënt. Door gerichte vragen te stellen over de invloed van pijn op dagelijkse activiteiten – zoals eten/drinken, slapen, sporten, spelen, naar school gaan en werken – kan de triagist een goed beeld krijgen van de ernst van de pijn. Vooral bij kinderen kan het beoordelen van het actuele gedrag veel informatie geven over de mate van pijn. Het kind dat zijn spel voortzet, heeft naar alle waarschijnlijkheid niet de hele erge pijn die de ouders opgeven.

De triagist kan zijn beoordeling van het gedrag het beste combineren met de pijnscore van de patiënt en de een beschrijving van de pijn. De beoordeling van de pijn door de triagist kan dus lager of hoger uitkomen dan de pijnscore die de patiënt geeft.

Doorgaans is de tijdsduur van een klacht niet apart opgenomen als triagecriterium. Het is aan de triagist om de tijdsduur in de context te laten meewegen bij het bepalen van de urgentie. Wanneer de tijdsduur binnen een klacht altijd relevant is dan is de tijdsduur als triagecriterium opgenomen, bijvoorbeeld bij ingangsklacht ‘pijn thorax’.

NTS geeft een advies voor de juiste vervolgactie op basis van drie factoren: ingangsklacht, urgentie en type triage. Bijvoorbeeld, is de uitkomst na telefonische triage “U2 trauma extremiteit” dan is het advies “ambu” omdat in de meeste gevallen het zal gaan om een toestandsbeeld waarbij vervoer nodig is. Het zal echter geregeld voorkomen dat de triagist de vervolgactie aanpast op basis van specifieke informatie zoals bij verdenking pols#. Dan kan patiënt met eigen vervoer naar de SEH.

NTS geeft dus advies vervolgactie op basis van urgentie, niet per triagecriterium. De vervolgactie kan eenvoudig worden aangepast en daarna moet je een reden geven voor de aanpassing.

Röntgen staat niet bij de vervolgacties in NTS omdat dit een verwijzing is naar diagnostiek en niet naar een zorgverlener. Vervolgacties in NTS zijn altijd een advies. Wanneer met een huisartsenpost de afspraak is gemaakt dat patiënten (bijvoorbeeld met spaakverwonding) zonder tussenstop worden doorgestuurd dan is dat natuurlijk prima. Ga altijd uit van de eigen postafspraken.

Nee, Kindermishandeling is geen triagecriterium. De NTS Redactieraad heeft meermalen gesproken over de plek van kindermishandeling in de triage. Een verdenking van kindermishandeling wordt grotendeels door de context bepaald en niet door de symptomatologie. Een tweede argument om kindermishandeling niet in de triage op te nemen, is dat deze afweging thuishoort in de spreekkamer, tijdens het consult door de arts. Dus niet in de triage. Daarom kom je geen triagecriteria voor verdenking van kindermishandeling in de NTS tegen.

Wel is er in NTS het criterium ‘kind aanwezig’ opgenomen in sommige ingangsklachten zoals intoxicatie en vreemd gedrag en suïcidaliteit.

Echter, dit betekent niet dat hier geen aandacht voor moet zijn. Ons advies is dat in het specifieke geval dat de triagist tijdens de triage een verdenking heeft, niet de urgentie U5 af te geven maar de urgentie op te hogen en/of eerst te overleggen met de fiatterende dienstdoende (regie)arts.

Voor ingangsklacht ‘pijn thorax’ geldt dat deze risicofactoren geen effect hebben op de urgentie. Het gaat om het toestandsbeeld. In de spreekkamer gelden uiteraard andere richtlijnen voor aanvullend onderzoek of doorverwijzen. De afwezigheid van risicofactoren maakt de kans op een infarct wel kleiner, maar sluit het niet uit. Daarom hebben ze geen invloed op de uitkomst van de triage.

De redactieraad is van mening dat de huidige simpele instructie volstaat en een tussentijdse aanpassing van de applicatie niet gewenst is. In de NTS wordt bij koorts al standaard gevraagd naar een verblijf in de (sub)tropen. Alle meldkamers, HAP’ en SEH’s instructies hebben hoe te handelen.

Vanuit de SEH is de vraag bij NTS of het ook mogelijk is om de parameters van het Modified Early Warning System, kortweg MEWS, op te nemen bij de fysieke triage in NTS. NTS heeft besloten dat ICT-leveranciers deze informatie op verzoek van gebruikers mogen toevoegen, maar dat dit niet verwerkt wordt in de database van NTS. Met andere worden deze functionaliteit is als ‘Wens’ opgenomen in het Eisen en wensen document. In dit document voor ICT-leveranciers staat aan welke Eisen een NTS-module moet voldoen en welke ‘Wensen’ mogen toegevoegd.

Wat is MEWS?
MEWS is een in Australië ontwikkeld systeem. De vitale functies van een patiënt worden objectief gemeten, waarbij aan de verkregen waarden een cijfer wordt verbonden. Het totaal van de cijfers vormt een getal en aan dat getal zijn vervolgacties gekoppeld. Hoe hoger het getal, hoe slechter de vitale functies en dus hoe hoger de urgentie.

Om te bepalen of het wenselijk is deze parameters op te nemen in NTS, organiseert NTS in september een expertmeeting. Tijdens deze bijeenkomst zal gediscussieerd worden over de wenselijkheid van deze aanpassing, maar ook de mogelijke implementatie hiervan. NTS moet immers ook goed te gebruiken blijven voor de fysieke triage op de HAP.

Als de experts positief adviseren zullen deze aanpassingen worden uitgewerkt en bij akkoord van de redactieraad worden meegenomen in versie 7.

Er moet altijd een ABCD-check gedaan worden voordat er een ingangsklacht kan worden gekozen. Soms volstaat een snelle ABCD-check. Op de meldkamers ambulancezorg wordt er bij iedere melding een volledige ABCD-check gedaan. Patiënten die zich bij de huisartsenpost melden, hebben vaak hulp- en zorgvragen met een lagere urgentie. Daar kan dus eerder worden volstaan met een snelle ABCD-check. Wanneer iemand belt voor een recept voor een blaasontsteking of met een snee in de vinger, volstaat het om te vragen of er nog andere klachten zijn.

Bij twijfel over ABCD of als er ABCD-signalen (bloeding, ziek, benauwd, et cetera) zijn, moeten de ABCD-criteria uiteraard wel allemaal worden nagelopen. Het motief van bellen dient altijd duidelijk te zijn om een toestandsbeeld te kunnen bepalen, zodat er veilig wordt getrieerd.

Bij het beoordelen van vegetatieve verschijnselen in de ABCD check was het lastig voor triagisten om een onderscheid te maken tussen vegetatieve verschijnselen door een circulatoire oorzaak (hoog urgent) versus zenuwstelsel (niet-urgentie verhogend) als begeleiding van bijvoorbeeld pijn etc. 

Daarom kan het beoordelen van vegetatieve verschijnselen beter gebeuren in een latere fase van de triage in de context van de klacht. Bijvoorbeeld in combinatie met POB of buikpijn werken vegetatieve verschijnselen urgentie verhogend (circulatoire shockverschijnselen) en bij bijvoorbeeld braken niet omdat dit wijst op een neurogene oorzaak.  Dit is de reden dat de beoordeling van vegetatieve verschijnselen uit de ABCD check is gehaald en als triagecriterium aan verschillende ingangsklachten is toegevoegd.

 

 

Milde tachypneu is boven de 20 ademhalingen per minuut (in rust, dus niet na inspanning). Maar ook het gebruik van de hulpademhalingsspieren is een teken van matige benauwdheid.

Het grote verschil tussen ‘gering’ en ‘matig’ is ook dat gering meer op het gevoel van benauwdheid zit en de matig meer objectief valt vast te stellen door de triagist.

Daarnaast moet ook het totaalplaatje worden meegewogen. Wanneer bijvoorbeeld iemand met COPD belt dan is de mate van benauwdheid lastiger goed in de ABCD weg te zetten omdat deze mensen veel meer gewend zijn dan mensen met ‘gezonde’ longen. De mate van benauwdheid zal dan beter kunnen worden bepaald samen met de patiënt. Deze weet over het algemeen heel goed hoe benauwd hij/zij is.

Trombolyse van het hart is alleen mogelijk in de acute fase van het infarct (<12 uur). Wanneer er dus al 12 uur sprake is van CONTINU dezelfde klachten, dan is het infarct langer dan 12 uur geleden en heeft trombolyse geen zin meer. Dit is ook de reden waarom klachten die op- en afkomen, die verminderen en weer terugkomen en/of klachten die van aard veranderen als korter dan 12 uur moeten worden gescoord. Bij deze patiënten heeft trombolyse nog zin. De tijdsduur van de klachten is dus een heel belangrijk triagecriterium. [/av_toggle] [av_toggle title='Cardiale klachten presenteren zich ook regelmatig als maagpijn. Waarom heeft de NTS dan aparte ingangsklachten voor ‘pijn thorax’ en ‘buikpijn volwassene’?' tags='specifieke ingangsklachten en triagecriteria' av_uid='av-4c4pty' custom_id='' sc_version='1.0'] Een acuut coronair syndroom (hartinfarct) kan voorkomen zonder pijn in de thorax. Dat maakt het extra moeilijk om dit in de triage te 'vangen'. Volgens de experts is het triagecriterium 'vegetatieve verschijnselen' dan het allerbelangrijkste. Immers bij een infarct van serieuze omvang, dus niet bij een klein infarct, zal de circulatie shockverschijnselen veroorzaken. [/av_toggle] [av_toggle title='Waarom staat bij corpus Alienum niet de instructie voor de Heimlich-greep?' tags='basisprincipes' av_uid='av-497pqm' custom_id='' sc_version='1.0'] Als je de ingangsklacht corpus alienum kiest dan is de patiënt in principe ABCD stabiel. Vandaar dat je niet bij de Ademweg-instructies komt. Bij een daadwerkelijke obstructie zul je deze dus in de ademweg (ABCD-check) moeten scoren. Daar zijn dan de instructies (Heimlich e.d.) ook direct te vinden. [/av_toggle] [av_toggle title='Waarom maakt NTS geen verschil tussen onderbuik- en bovenbuikklachten?' tags='specifieke ingangsklachten en triagecriteria' av_uid='av-42sfcm' custom_id='' sc_version='1.0'] Er zijn twee redenen:

  1. Er zijn nauwelijks verschillen in triagecriteria tussen pijn boven- en onder in de buik, dus ontbreekt een dringende reden voor twee verschillende ingangsklachten.
  2. Het is lastig om aandoeningen te bedenken die duidelijk alleen voorkomen in de onderbuik of bovenbuik. De belangrijkste reden om een nieuwe ingangsklacht te maken, is dat deze duidelijk anders is dan andere. De triage heeft als doel het bepalen van de urgentie en de vervolgactie, niet het maken van een verslag voor het EPD/HIS. En hoe minder ingangsklachten en triagecriteria, hoe meer overzicht en dus meer betrouwbaarheid en veiligheid.

De trauma extremiteiten is de enige trauma ingangsklacht waarbij het criterium HET niet direct leidt tot een U1 bij een abcd stabiele patiënt. Hier is bewust voor gekozen omdat de kans op een levensbedreigende situatie bij iemand die (let wel!) alleen maar extremiteitenletsel heeft zeer klein is. Een U1 bij  zou een overtriage betekenen in de meeste gevallen. Echter, bij bijvoorbeeld (verdenking) femur fractuur is dit wellicht anders en is het dan ook zeer wenselijk om handmatig de urgentie te verhogen naar U1. Dit behoort tot de competentie van de triagist. Zodra er sprake is van mogelijk ander letsel naast de extremiteiten zal er een andere ingangsklacht gekozen moeten worden en zal er bij een HET al snel een U1 volgen.

Het is moeilijk hierop een eenduidig antwoord te geven. Iedere situatie en toestand vraagt om logisch nadenken en goed interpreteren van de criteria. Volgens de richtlijnen is de behaarde hoofdhuid ‘schedel’.

Echter, wanneer een kind op het voorhoofd is gevallen kun je aan de hand van de ‘neurologie richtlijnen voor presentatie/ beoordeling door een arts’ goed beargumenteren dat je in sommige gevallen kiest voor trauma schedel i.p.v. trauma aangezicht. In trauma schedel worden extra vragen gesteld over neurologische uitval en insult. Het toestandsbeeld en traumamechanisme ( kinderen vallen door hun zwaartepunt altijd op hun hoofd)  kun je ook meenemen in je beoordeling.

Wanneer een kind tegen een deur is opgelopen en dan een bult voorhoofd kun je wel voor trauma aangezicht kiezen.

Bij een Anafylaxie maakt het lichaam heel veel histamine aan. Door histamine gaan vaten onder andere verwijden. Als dat heel snel gebeurt daalt daarmee de bloeddruk opeens heel hevig. Dat is één van de dingen die gebeurt bij een anafylactische shock. Dan is de allergische reactie heel snel en systemisch; niet alleen op de plek van ingang maar in het hele lichaam.
In een Epipen® zit adrenaline. De stofnaam daarvan is epinefrine en vandaar de naam van de injector. Door adrenaline toe te dienen vernauwen de bloedvaten, de longen ontspannen en de hartslag gaat omhoog. Maar een adrenaline-auto injector lost de allergische reactie dus niet op! Het gaat alleen de levensbedreigende symptomen tegen. Elk slachtoffer waarbij het dus noodzakelijk is om een adrenaline-auto injector te gebruiken heeft ook direct professionele hulp nodig.

Wanneer de persoon niet meer adem haalt of aanspreekbaar is dan is er uiteraard sprake van een U0 of U1 en een (mogelijke) reanimatie. Echter, wanneer de persoon goed aanspreekbaar is en belt met de HAP omdat de ICD 2 keer (of meer) is afgegaan dan kies je voor ingangsklacht ‘ICD’, dan leidt dit tot een U2. Dit wil zeggen een bedreiging in de ABCD waar zo snel mogelijk actie op moet worden ondernomen. Dit is conform de richtlijnen van de ziekenhuizen die een ICD plaatsen.

Een wake-up stroke is nog geen routine verwijsindicatie voor trombolyse. Er loopt wel een onderzoek vanuit een aantal centra die arteriële trombectomie doen. Deze centra zullen hun omgeving informeren (de lokale ROAZ en de lokale focusoverleg groep kunnen hierover benaderd worden). Op dit moment is er nog dus nog geen nationaal antwoord, maar er kan altijd een spoedoverleg met een neuroloog worden aangevraagd om tot een adequate actie te komen.

Als een patiënt pijn op de borst had, maar nu geen klachten meer heeft moet je dan nog steeds kiezen voor ingangsklacht ‘Pijn thorax’? Ja, ‘Pijn thorax’ is de enige ingangsklacht die je ook gebruikt als de klachten al voorbij zijn. Je kunt dan nog steeds op een U1 of U2 (karakter en vegetatieve verschijnselen) of een U3 (typische uitstraling, diabetes en coronair lijden in de voorgeschiedenis) uitkomen. Als de klachten terugkomen moet de patiënt altijd opnieuw getrieerd worden (opnemen in het vangnetadvies).

Nee. Een koude rilling is in de geneeskunde een belangrijk symptoom dat direct leidt tot een hoge urgentie. Iemand die een koude rilling krijgt, zal een snel oplopende koorts vertonen en kan zich ook bij 40 graden nog steeds koud voelen. Bij een koude rilling spannen en ontspannen de spieren zich oncontroleerbaar en snel afwisselend waardoor de lichaamstemperatuur snel omhoog gaat. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het plotseling vrijkomen van bacteriële toxinen in het lichaam of andere ernstige infecties. Rillen van de kou is een oncontroleerbare en reflexmatige beweging met als doel het lichaam weer op te warmen (je bent dus niet ziek!). Een koude rilling moet dus niet verward worden met het ‘rillen van de kou’.

Waarom leidt bij de ingangsklacht ‘Huidklachten’ spontane blaarvorming in combinatie met ernstige ziek zijn tot een hoge urgentie? Blaarvorming is een triagecriterium vanwege de mogelijkheid op fasciitis necroticans en gasgangreen. Dit zijn ernstige, snel progressieve aandoeningen met hoge morbiditeit en mortaliteit. Hierbij kan blaarvorming optreden. Aangezien blaarvorming ook kan optreden bij andere huidaandoeningen die niet direct levensbedreigend zijn, leidt blaarvorm alleen in combinatie met erg ziek/hoge koorts/veel pijn en snel progressief tot een hoge urgentie.

Waarom staat er bij de ingangsklachten Trauma aangezicht en Trauma schedel geen vraag in staat naar vocht uit de neus? Dit kan toch wijzen op een schedelbasisfractuur? Vocht kan inderdaad wijzen op een schedelbasisfractuur, maar veel vaker is het gewoon snot. Het is heel moeilijk een onderscheid maken tussen snot, tranen en liquor. Het is dus niet discriminerend genoeg om er een triagecriterium van te maken, maar wanneer een triagist er van overtuigd is dat er liquor uit de neus komt kan dit uiteraard worden meegenomen in het bepalen van het toestandsbeeld.

Massaal bloedverlies hoort te worden afgevangen in de ABCD check. Wanneer er geen sprake is van massaal bloedverlies en de triagist kiest voor ingangsklacht bloedneus dan is een U3 – zelfs in combinatie met bloedverdunners – in het overgrote deel van de bloedneuzen de juiste urgentie. (In het verleden is een niet te stelpen bloedneus wel U2 geweest, maar dit leidde tot veel overtriage. In overleg met traumatologen is dit destijds aangepast naar een U3). Dit neemt natuurlijk niet weg dat de toestand van iemand kan veranderen en alsnog hoger urgent kan worden. Het is dus belangrijk dat de ABCD wordt beoordeeld en dat indien nodig de urgentie wordt verhoogd.

Loze defecatiedrang is niet discriminerend genoeg om er een triagecriterium van te maken. In sommige gevallen is er sprake van loze defecatiedrang bij een aneurysma, maar in veel andere gevallen ook helemaal niet. Loze defecatiedrang kan daarom worden meegenomen bij het bepalen van het toestandsbeeld, maar het is geen triagecriterium.

Trombolyse van het hart is alleen mogelijk in de acute fase van het infarct (<12 uur). Wanneer er dus al 12 uur sprake is van CONTINUE dezelfde klachten, dan is het infarct langer dan 12 uur geleden en heeft trombolyse geen zin meer. Dit is ook de reden waarom klachten die op- en afkomen, die verminderen en weer terugkomen en/of klachten die van aard veranderen als korter dan 12 uur moeten worden gescoord. Bij deze patiënten heeft trombolyse nog zin. De tijdsduur van de klachten is dus een heel belangrijk triagecriterium.

Milde tachypneu is boven de 20 ademhalingen per minuut (in rust, dus niet na inspanning). Maar ook het gebruik van de hulpademhalingsspieren is een teken van matige benauwdheid. Het grote verschil tussen ‘gering’ en ‘matig’ is ook dat gering meer op het gevoel van benauwdheid zit en de matig meer objectief valt vast te stellen door de triagist (zo ver dit natuurlijk mogelijk is). Daarnaast moet ook het totaalplaatje worden meegewogen. Wanneer bijvoorbeeld iemand met COPD belt dan is de mate van benauwdheid lastiger goed in de ABCD weg te zetten omdat deze mensen veel meer gewend zijn dan mensen met ‘gezonde’ longen. De mate van benauwdheid zal dan beter kunnen worden bepaald samen met de patiënt. Deze weet over het algemeen heel goed hoe benauwd hij/zij is.

Het (telefonisch) vast stellen of iemand overleden is, is moeilijk en contextafhankelijk. Er zijn geen eenduidige criteria voor te geven. Daarom heeft de redactieraad besloten om bij deze ingangsklacht zoveel mogelijk uit te gaan van de expertise van de centralist of triagist. Het is aan de gebruiker om de afweging te maken of op basis van de beschikbare informatie met zekerheid kan worden vastgesteld of de patiënt is overleden. Bij twijfel wordt de centralist/triagist altijd per direct terugverwezen naar reanimatie. Een goede scholing op dit punt is dus noodzakelijk.

Bij ingangsklacht ‘kortademigheid’ bij een kind staat zowel een criterium ‘koorts kind’ (U2) als ‘koorts’ (U3). Waarom is dat? Dit is een kleine onhandigheid in NTS. Bij ingangsklacht ‘Kortademigheid’ wordt koorts bij kinderen als urgenter beoordeeld dan bij volwassenen. We kunnen echter geen leeftijdsfilter op het triagecriterium ‘koorts’ zetten, zodat alleen ‘koorts kind’ getoond zou worden. Dit komt omdat het criterium ‘koorts’ bij andere ingangsklachten gebruikt wordt voor alle leeftijden. Zouden wij er een leeftijdsfilter opzetten, dan zou ‘koorts’ nergens meer zichtbaar zijn wanneer je een kinderleeftijd zou invullen en dat is niet de bedoeling.

Het lijkt vreemd wanneer je bij kinderen zowel ‘koorts kind’ als ‘koorts’ te zien krijgt, maar je kunt gewoon het criterium ‘koorts kind’ scoren. Dit leidt tot een U2 en dat is meestal de juiste urgentie voor kinderen die kortademig zijn. Bij volwassenen wordt het criterium ‘koorts kind’ niet getoond, dus daar speelt deze verwarring niet.

Binnen de NTS willen wij met zo min mogelijk criteria zo snel mogelijk tot een urgentie komen. Wanneer je de FAST geheel gaat uitsplitsen zul je die dus altijd apart moeten beoordelen binnen NTS, dit komt de snelheid niet ten goede. Als triagist moet je goed weten wat dit criterium inhoudt zodat je deze goed kunt beoordelen. Daar hoort dus ook de FAST bij. Bij dit criterium staat: “het gaat om elke vorm van uitval (motorisch, sensibiliteit, visus, spraak).” Verder staat bij de ondersteuningsvragen: FAST-test: is er een scheef gelaat? Is er uitval of verandering van spraak? Is er uitval van spierkracht? Wanneer 1 van deze dus positief scoort, dan kun je het criterium beoordelen met ‘ja’. Het is dus belangrijk dat je goed weet waar je op moeten letten, bijvoorbeeld dat ook uitval of verandering van spraak korter dan 6 uur een U1 verdiend.

PEG-sonde; Percutane Endoscopische Gastrostomie. De PEG-sonde is een uitmonding van de maag, door de buikhuid. Het uiteinde van de sonde is voorzien van een afsluitbaar systeem waardoor voeding en/of medicijnen kunnen worden toegediend. Als de sonde er uit is moet er zo snel mogelijk een nieuwe sonde ingebracht worden, voordat het gaatje zich gesloten heeft. Dit kan zeer snel zijn binnen 1 of 2 uur, daarom is het een U2.

SP-katheter; SupraPubische katheter is een katheter dat via een incisie via de buikwand, in de blaas wordt ingebracht. Als de katheter er uit is moet er zo snel mogelijk een nieuwe katheter ingebracht worden, voordat het gaatje zich gesloten heeft (dit kan zeer snel zijn, 1-2 uur).

De ingangsklacht die je kiest hangt (uiteraard)af van het toestandsbeeld.

  • Een hand is onderdeel van de arm. Je kunt dus  denken aan Armklachten, maar afhankelijk van het toestandsbeeld kunnen ook de ingangsklachten Trauma Extremiteit, Huidklachten, Brandwond, Wond of  Huidklachten relevant zijn.
  • Een voet  is onderdeel van het been. Je kunt dus denken aan Beenklachten, maar afhankelijk van het toestandsbeeld kunnen ook de ingangsklachten Trauma Extremiteit, Huidklachten, Brandwond, Wond of  Huidklachten relevant zijn. 
  • Bij een pijnlijke lies kun je bijvoorbeeld denken aan: Buikklachten, Beenklachten of klachten geslachtsorgaan.
  • Pijn in de flanken valt onder buikpijn. Je kunt bij veel ingangsklachten lezen wat er onder deze ingangsklacht getrieerd moet worden. Zo staat er bij de ingangsklacht buikpijn dat ‘pijn in de flanken’ hieronder valt en bij de ingangsklacht armklachten staat ‘klachten aan de arm, inclusief de schouder’.

Bij het gebruik van insuline is er kans op een ketoacidose. Ketoacidose is verzuring van je bloed. Ketoacidose ontstaat als er te weinig insuline is om de glucose in je bloed om te zetten in brandstof voor je lichaam. Het lichaam gaat dan andere energiebronnen, nl. opgeslagen vetten, aanspreken. Bij de verbranding van vetten komen ketonen vrij die het bloed verzuren. Ketoacidose is gevaarlijk, want uiteindelijk vallen door ketoacidose je lichaamsfuncties uit en daarom is het een U1.

NTS berekent de urgentie op basis van de criteria die met ‘ja’ zijn beantwoord. NTS is een database die niet zelf na kan denken, dus je moet als gebruiker altijd aangeven of je een criterium wil laten meewegen in de berekening (ja) of niet (nee). Een ‘nee’ in NTS betekent dus NIET dat iets NIET aan de hand is. Een ‘nee’ in NTS betekent dat dit criterium niet is meegewogen in de urgentieberekening. Een ‘nee’ in NTS moet dus anders worden geïnterpreteerd dan tijdens de anamnese. Een triagist bepaalt de urgentie op basis van wat er WEL aan de hand is. Een arts stelt vervolgens vast wat er wel of niet aan de hand is.

Bijvoorbeeld wanneer informatie niet bekend is of niet kan worden vastgesteld (bv hoofdpijn bij kleine kinderen). De afgegeven urgentie is gebaseerd op criteria die met ‘ja’ zijn beantwoord.

Komt de arts, de doktersassistent of de centralist van de meldkamer ambulancezorg bij de melding tot de conclusie dat er geen noodhulp meer mogelijk is en dat de patiënt is overleden, dan moet de arts volgens de Wlb ‘zo spoedig mogelijk na het overlijden’ de lijkschouw verrichten. De centralist waarschuwt daartoe de dienstdoend arts. De wet geeft met deze bepaling geen eenduidige termijn aan waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden. De daadwerkelijke snelheid zal afhangen van de vraag of de arts nog andere spoedeisende hulpvragen heeft af te handelen en de eventuele emotionele ontreddering van de nabestaanden. De lijkschouw dient uiterlijk binnen 3 uur na de melding te worden verricht.

Dit heeft alles te maken met het toestandsbeeld van de persoon in kwestie. Je moet goed weten hoe de patiënt er aan toe is, voordat je de ingangsklacht kiest. Wanneer je bij het bepalen van het toestandsbeeld denk dat er sprake is van neurologische uitval dan kies je de Ingangsklacht ‘Neurologische uitval’. Onder neurologische uitval wordt elke vorm van uitval (motorisch, sensibiliteit, visus, spraak) verstaan. Bij deze ingangsklacht scoor je op visus-uitval een U1. Wanneer je denkt dat het echt een oogprobleem is dan kies je de Ingangsklacht ‘Oogklachten’. Binnen de Ingangsklacht ‘Oogklachten’ is er een vangnet om de mogelijk neurologische patiënt er alsnog uit te halen, bijvoorbeeld bij acuut dubbelzien (U3) of uitval deel gezichtsveld (U2). Maar eigenlijk is dit de verkeerde ingangsklacht. Oogklachten, zoals dubbelzien, zijn namelijk vaker niet dan wel neurologisch. Als we van al deze oogklachten een U1 zouden maken, dan zou dit overtriage geven. Wij hebben deze ingangsklachten opgesteld samen met vertegenwoordigers van de beide specialistenverenigingen (neurologie en oogheelkunde). Om deze ingangsklachten goed te kunnen gebruiken is het belangrijk dat je het toestandsbeeld helemaal helder hebt voordat je een ingangsklacht selecteert.

Over de ingangsklachten Zwangerschap lees je meer in de Handleiding Ingangsklachten Zwangerschap_2022

Bij het triagecriterium ‘neurologische uitval’ staat: ‘Het gaat om elke vorm van uitval (motorisch, sensibiliteit, visus, spraak)’

Wanneer ‘sensibiliteitsstoornissen’ een apart triage criterium zou worden dan moeten ‘motorische uitval’, ‘visus uitval’, en ‘spraakuitval’  ook aparte triagecriteria worden. NTS wil het aantal triagecriteria zo veel mogelijk beperken en het apart opnemen van de verschillende vormen van ‘neurologische uitval’ draagt daar niet aan bij.

Dit zie je alleen bij een triage van kinderen onder de 1. Het [TC] Spugen heeft een leeftijdsfilter tot 1 jaar en [TC] Braken heeft geen leeftijdsfilter.

Braken kan geen leeftijdsfilter krijgen ‘vanaf 1 jaar’ omdat het [TC] Braken bij meerdere ingangsklachten wordt gebruikt waar ‘spugen’ geen triagecriterium is. Bovendien zijn de antwoordmogelijkheden verschillend waardoor deze niet 1 op 1 kunnen worden ingewisseld.