Veelgestelde vragen

Hieronder staan veelgestelde vragen over de inhoud van de NTS. Je kan de lijst beperken door te klikken op ‘basisprincipes’ of ‘ingangsklachten en triagecriteria’. Wil je meer lezen over de Werkwijze van NTS? Download en lees deze dan hier.

Meest recente update van de Veelgestelde vragen: 8 mei 2024

Lees hier meer over de werkwijze van NTS en download het werkwijze document.

Nee. De NTS is geen beslisboom die zonder gedegen vooropleiding en medische kennis kan worden ingevuld. Het is belangrijk dat de zorgprofessional het doel van de ingangsklachten en de bijbehorende triagecriteria kent, zodat de gebruiker bewust bezig is met het interpreteren van de antwoorden. Het bepalen van het toestandsbeeld en het plaatsen van de patiënt binnen zijn/haar context is belangrijk om de urgentie en vervolgactie te kunnen bepalen.

Er wordt veel gerefereerd aan contextuele factoren, risicogroepen en alarmsignalen. Wat houden deze begrippen in en waarom zijn dit geen triagecriteria?

Het bepalen van de urgentie gebeurt op basis van triagecriteria. De urgentie kan worden aangepast op geleide van de context, alarmsignalen en risicogroepen. Deze factoren zijn bij iedere patiënt anders en daarom neemt de zorgprofessional deze mee bij iedere triage.

Wat zijn contextuele factoren?

  • Duur van de klachten en het verloop
  • Andere ziekten en medicijngebruik
  • Communicatieproblemen of onduidelijke hulpvraag
  • Geen mantelzorg
  • Taalbarrière
  • Melder is niet bij de patiënt aanwezig
  • Weersomstandigheden
  • Locatie

Wat zijn risicogroepen?

  • Jonger dan drie maanden
  • Verminderde weerstand, zoals transplantatiepatiënten en/of gebruik immuun suppressie, chemotherapie
  • Bepaalde chronische ziekten, zoals ziekte van Addison, diabetes, hartfalen en nierfalen

Wat zijn alarmsignalen?

  • Tweede keer contact
  • Hevige pijn, angst of onrust
  • Snelle verslechtering van de conditie
  • Niet-pluisgevoel van de zorgprofessional

Op de vraag hoe je op een U3 uit kan komen bij een jongen van 24 jaar met stekende pijn, zonder zweten of typische uitstraling: door op te schalen. In de huidige versie van de ingangsklacht “pijn/druk thorax” is het niet mogelijk om in dit geval een ander advies dan U5 te krijgen. Dat klinkt misschien als een flauw antwoord maar de kern is dat het risico op een levensbedreigende aandoening bij deze jongen gewoon heel erg laag is. Grotendeels door de leeftijd maar ook zeker doordat “pijn vastzittend aan de ademhaling” gewoon heel slecht voorspelt op een levensbedreigende aandoening. Toch blijft het een advies, als de triagist of huisarts het niet vertrouwt staat het deze absoluut vrij om op te schalen. Daarnaast klopt de redenering over de andere ingangsklacht vanuit een klinisch oogpunt ook zeker. Wanneer deze jongen ernstige longpathologie zou hebben verwacht je ook dat hij (op zijn minst lichte) kortademigheid heeft. Dit vang je weg bij de ABCD-check of bij de ingangsklacht kortademigheid.

Een alarmsymptoom bij mensen met COVID-19 is extreme vermoeidheid en/of uitputting. Na 5-7 dagen (tot max 13) treedt acute verslechtering van de conditie van de patiënt op. Deze uitputting/extreme vermoeidheid staat meer op de voorgrond dan bijvoorbeeld de kortademigheid.

Het gaat over extreme vermoeidheid of uitputting in combinatie met griepachtige verschijnselen. Extreme vermoeidheid en/of uitputting past bij “ernstig ziek”. Wanneer iemand dus extreem vermoeid of uitgeput is, kies dan voor “ernstig ziek” bij het triagecriterium: “Zieke indruk”. De urgentie wordt dan U2 en dit is juist!

Lees hier de volledige NTS-memo. Meer informatie is te vinden op de website van het NHG.

De ‘kwetsbare’ oudere is lastig te ‘vangen’ in de NTS. De redactieraad heeft zich al vaak gebogen over de mogelijkheid om dit op de één of andere manier op te nemen binnen de NTS. Echter, er is geen consensus over wat precies de definitie van ‘een kwetsbare oudere’ is en wat dit dan moet doen met de urgentie. Dit verschilt van geval tot geval. Mensen met een hoge leeftijd zijn zeker een risicogroep en dat dient altijd te worden meegewogen bij de triage en bij de uiteindelijke bepaling van de urgentie. Bij een kwetsbare oudere wordt er dus extra beroep gedaan op de inschatting en professionaliteit van de zorgprofessional.

De ABCD is opgebouwd uit triagecriteria die ‘onder water’ effect kunnen hebben op de urgentie. Daarmee bedoelen we dat bijvoorbeeld een patiënt die een V scoort niet direct een urgentie geeft. Echter wanneer je daarna de ingangsklacht ‘Trauma schedel’ selecteert dan adviseert NTS een U1. Daarom is het belangrijk om de ABCD altijd zorgvuldig te beoordelen en in te vullen. Wanneer je de ABCD op ‘veilig’ zet dan kan je aan het einde van de triage op een U5 uitkomen die onterecht is. Daarnaast is een geringe kortademigheid of een niet-acute stridor al een U4 urgentie.  De ABCD dus altijd zorgvuldig invullen!

Ingangsklachten
Om de NTS overzichtelijk te houden proberen we het aantal ingangsklachten beperkt te houden. Een aparte ingangsklacht wordt alleen toegevoegd wanneer er een verschil is in triagecriteria en urgenties met bestaande ingangsklachten. Zo blijken bij een ingangsklacht voor maagklachten de triagecriteria vrijwel hetzelfde als bij buikpijn. Daarom valt dit onder dezelfde ingangsklacht. Idem voor huidklachten van een kind en een volwassene.

Triagecriterium
Ook voor het wel of niet opnemen van een triagecriterium wordt gelet op de toegevoegde waarde van veiligheid, doelmatigheid en overzicht:

  • Veiligheid: wat wordt zonder dit triagecriterium gemist? Hoe erg is dat? Zijn er andere triagecriteria die dit ondervangen?
  • Doelmatigheid: wat betekent het opnemen van dit triagecriterium aan verlies van efficiency? Hoeveel onnodige contacten komen erbij?
  • Overzicht: een overdaad aan triagecriteria vermindert het overzicht en dus een goed gebruik.

Context
De redactieraad maakt voortdurend een afweging tussen veiligheid en doelmatigheid. Immers: triage is risicomanagement. Honderd procent veiligheid is bij voorbaat uitgesloten. Goede triage houdt in dat er bewust een risico wordt genomen, zij het met een zo groot mogelijke mate van veiligheid. De NTS is hierbij een hulpmiddel, maar het is erg belangrijk om bij de beoordeling van een individuele patiënt ook altijd de contextuele factoren te laten mee te wegen.

Ja. Voor input van de zorgprofessionals, heeft de NTS een zorgprofessionalsoverleg opgericht. Iedere zorgaanbieder die met een NTS-applicatie werkt mag deelnemen aan het zorgprofessionalsoverleg. Dit overleg vindt tweemaal per jaar online plaats, meestal voorafgaande aan een update. In dit overleg worden met name de aankomende updates toegelicht en andere belangrijke NTS zaken. Daarnaast kunnen er vragen worden gesteld. Vaak kunnen we deze vragen direct beantwoorden, maar het kan ook zo zijn dat we een vraag of suggestie ter bespreking meenemen naar de NTS-redactieraad. Op basis van de uitkomst van een bespreking in de redactieraad wordt de NTS vervolgens in de eerstvolgende update wel of niet aangepast.

De voorzitter van de NTS-redactieraad zit de bijeenkomst voor. Van het overleg wordt een puntsgewijs verslag gemaakt wat binnen ca 2 weken beschikbaar is ter inzage op onze website. De gebruikers-overleggen worden op onze website en Facebook aangekondigd. Daar plaatsen we tevens de link naar het overleg.

Ook is het mogelijk om ons tussentijds te benaderen met vragen of suggesties. Dit kan via bureaunts@de-nts.nl. Hier geldt hetzelfde. Of we kunnen de vraag meteen beantwoorden of we zullen deze inbrengen in de redactieraad.

Bij het aanpassen van de NTS maakt de redactieraad voortdurend een afweging tussen veiligheid en doelmatigheid. Immers: triage is risicomanagement. Honderd procent veiligheid is bij voorbaat uitgesloten. Veiligheid en doelmatigheid staan op gespannen voet met elkaar: het vergroten van de veiligheid heeft een verlaging van de doelmatigheid tot gevolg, en vice versa. Goede triage houdt in dat er bewust een risico wordt genomen, zij het met een zo groot mogelijke mate van veiligheid.

De NTS stelt ook geen diagnose, maar adviseert een urgentie en vervolgactie op basis van de geselecteerde antwoorden.

Het is belangrijk om de NTS te gebruiken als richtlijn, maar om ook de persoonlijke context van de patiënt te laten meewegen om tot een zo goed mogelijke beoordeling te komen.

Triage gaat om urgentie-denken. Betrek in je triage altijd als eerste de ingangsklacht die kan wijzen op ernstige problemen. Bekijk bij twijfel meerdere ingangsklachten.  Bijvoorbeeld: een moeder belt over een kind van 10 jaar dat ziek is, koorts heeft en flink hoest. Kijk dan eerst bij de Ingangsklacht “Ziek kind/koorts kind” en pas daarna bij de Ingangsklacht “Hoesten”. Een ziek kind met koorts is (mogelijk) ernstiger dan hoesten.

Nee. Indien het motief van bellen duidelijk is en een duidelijk toestandsbeeld is verkregen, kan de zorgprofessional direct een advies geven. Denk hierbij aan herhalingsrecepten, vragen over medicijngebruik en klachten die niet thuishoren bij de spoedzorg (bijv. wratten, al weken pijn in de enkel).

De NTS is opgebouwd uit van hoog- naar laag urgente vragen. Het is de bedoeling dat per ingangsklacht eerst de hoog urgente vragen worden beoordeeld. Wanneer er in het gesprek al (lagere) criteria zijn beantwoord, mag de zorgprofessional deze al aanklikken mits dit niet tot tijdsverlies leidt.

Binnen dezelfde urgentie kunnen de criteria desgewenst door elkaar worden beoordeeld. Dat is afhankelijk van de ingangsklacht, het verloop van het gesprek en de klachten die de patiënt heeft.  De volgorde binnen dezelfde urgentie van de criteria wordt niet door NTS bepaald, maar door de ICT-leverancier. Ieder criterium dat tot een U1 kan leiden is even urgent.

Bijvoorbeeld binnen de Ingangsklacht “Hoofdpijn”. Daar staat bij de ene ICT-leverancier het Triagecriterium “Ontstaan hoofdpijn” bovenaan en bij een andere weer onderaan binnen de U1 criteria. Het is aan de zorgprofessional om goed op de hoogte te zijn van de juiste werkwijze van de NTS, zodat zo snel mogelijk tot de juiste geadviseerde urgentie kan worden gekomen. Je hoeft dus niet eerst alle andere criteria te beoordelen voordat je “Ontstaan hoofdpijn” met “acuut, zeer ernstig” selecteert, terwijl dit bij het bepalen van het toestandsbeeld al overduidelijk naar voren kwam.

Een dynamisch triagecriterium is een criterium dat alleen zichtbaar wordt wanneer er een bepaald antwoord is geselecteerd bij een ander criterium. Dat komt doordat dit criterium dan pas van belang wordt om mee te nemen bij de triage en kan leiden tot een hogere urgentie. Denk daarbij aan de ingangsklacht “Buikpijn volwassene” en het criterium “Aneurysma, vermoeden”. Deze wordt pas zichtbaar wanneer je bij het criterium “Buikpijn” het antwoord “Hevig” hebt geselecteerd.

Nee. De triagecriteria dienen allemaal te worden ingevuld zolang NTS nog geen urgentie heeft geadviseerd. Wanneer een triagecriterium niet relevant is en dus niet meedoet bij het bepalen van de urgentie, luidt het antwoord op die vraag ‘nee’.

Ieder criterium dat mogelijk tot een ander antwoord kan leiden dan ‘nee’ en van invloed kan zijn op de urgentie, dient te worden uitgevraagd wanneer dit nog niet duidelijk is op te maken uit het verhaal. Het is daarom erg belangrijk om een goed toestandsbeeld te schetsen voordat je de triagecriteria gaat uitvragen.

Het kan ook voorkomen dat er geen antwoord kan komen op een bepaald criterium, omdat de patiënt dit niet kan aangeven. Denk dan aan hoofdpijn of pijn op de borst bij een baby. Het antwoord op dit criterium is dan ‘nee’ en doet dus niet mee in het bepalen van de urgentie.

Nee. Het is aan de zorgprofessional om het criterium op een dusdanige manier uit te vragen dat de patiënt weet wat er met de vraag wordt bedoeld en de zorgprofessional de informatie krijgt waarnaar deze op zoek is. Als hulpmiddel staan er in de NTS een aantal voorbeeldvragen.

Deze functie attendeert de zorgprofessional op ingangsklachten die van toepassing zouden kunnen zijn op basis van een geselecteerde ingangsklacht. Het betreft gerelateerde ingangsklachten die mogelijk beter passen bij het toestandsbeeld van de patiënt. Het is belangrijk dat je als zorgprofessional altijd even stil staat bij de gerelateerde ingangsklachten (‘zie ook’).

Voorbeeld: Wanneer je de ingangsklacht “Buikpijn volwassene” selecteert dan geeft NTS een aantal gerelateerde ingangsklachten, zoals braken, diarree, trauma buik, pijn thorax, obstipatie en zwangerschap en buikpijn.

Hoe moet je hier dan mee werken? Indien (mogelijk) zwanger: gebruik ingangsklacht “Zwangerschap en buikpijn”. Bij buikpijn ten gevolge van een trauma, kies ingangsklacht “Trauma buik”. Overweeg ingangsklacht “Pijn thorax” bij pijn uitstralend boven het diafragma. Overweeg ingangsklacht “Braken”, “Diarree” of “Obstipatie” als deze klachten op de voorgrond staan.

Er kunnen meer redenen zijn waarom fysieke triage tot een andere urgentie of vervolgactie leidt dan telefonische triage.

Bij fysieke triage is de patiënt al op de locatie (HAP, SEH). Een vervolgactie ‘AMBU’ is dan niet wenselijk. Wanneer het niet wenselijk is om tot een U5 te komen (bijvoorbeeld op een SEH) dan kan de applicatie zo worden ingesteld dat de uitkomst minstens een U4 is. Tevens kan de vervolgactie dan standaard op SEH worden gezet. Dit heeft allemaal te maken met de wensen en behoeftes van de zorgprofessional.

NTS heeft geen exacte responstijden gedefinieerd, omdat hierover bij de zorgaanbieders verschillende afspraken worden gemaakt en bovendien de wetenschappelijke evidence voor de beste responstijden ontbreekt. Het is daarom aan de zorgaanbieder om streeftijd te hanteren en vast te stellen. In onderstaand schema kan je de urgentiecategorieën in NTS bekijken.

Ja, dat mag. De NTS bepaalt niet de uitkomst van de triage. De NTS adviseert de urgentie en vervolgactie op basis van de door de zorgprofessional ingevulde triagecriteria. Het is aan de zorgprofessional om de triage te plaatsen in de context van de patiënt om op die manier de uiteindelijke urgentie en best passende vervolgactie te bepalen.

De zorgprofessional zal dus moeten afwijken wanneer daar een reden toe is. Dit kan het ophogen, maar ook verlagen van de geadviseerde urgentie zijn of het wijzigen van de vervolgactie. Lokale of regionale afspraken op de HAP, SEH of MKA kunnen een reden tot aanpassing van de urgentie of vervolgactie zijn, alsmede afspraken met de ketenpartners in de acute zorg.

De NTS kent 4 soorten adviezen: zelfzorg adviezen, contactadviezen, overbruggingsadviezen en instructies.

  • Zelfzorg adviezen: Dit zijn adviezen die verschijnen bij een U5. Als bij urgentie U3 de zorgprofessional besluit een zelfzorgadvies te geven en naar de eigen huisarts te verwijzen, overrulet hij feitelijk de urgentie naar U5. Na het aanpassen naar U5 verschijnen de U5-adviezen.
  • Contactadviezen: Dit zijn adviezen waarin wordt benoemd wanneer iemand weer contact moet opnemen. Er zijn meerdere soorten contact adviezen. Algemeen contactadvies, contactadvies voor een specifieke klacht met een lage urgentie (U3 en lager) en een contactadvies bij een specifieke klacht met een hoge urgentie (U1 of U2).
  • Overbruggingsadviezen: Overbruggingsadviezen zijn de adviezen voor de periode tussen contact met de zorgprofessional en de hulpverlening. Deze adviezen kan je tijdens de triage selecteren.
  • Instructies: Dit zijn stap voor stap instructies bij levensreddend handelen, zoals een reanimatie of het opheffen van een luchtwegobstructie.

Voor een goede triage in de NTS is het de bedoeling dat de zorgprofessional de ernst van de pijn beoordeelt, omdat de pijn van invloed kan zijn op de urgentie. De beoordeling van de pijnscore door de zorgprofessional kan afwijken van de beleving van de patiënt.

Voor de urgentie tellen drie antwoordcategorieën:

  • Een pijnscore van 4 of minder is “geen/nauwelijks pijn” en telt niet mee voor de urgentie.
  • Een pijnscore van 5 t/m 7 is “ja/matig” en kan de urgentie verhogen.
  • Een pijnscore van 8 of meer is “hevig” en leidt doorgaans tot urgentie U2.

De zorgprofessional kan drie hulpmiddelen gebruiken om tot een goede beoordeling van de pijn te komen.

  1. Het gedrag: Naarmate de pijn toeneemt, zal het gedrag van de patiënt meer en meer door de pijn worden beïnvloed. Lichte pijn is ongemakkelijk, maar heeft geen invloed op de dagelijkse activiteiten, terwijl een koliekaanval zo hevig kan zijn dat gedrag en het gevoel van de patiënt volledig door de pijn worden overheerst. Ondraaglijke pijn is aan de telefoon te horen: communicatie is nauwelijks mogelijk.
    De pijngedragschaal beoordeelt de invloed van de pijn op de activiteiten van een patiënt. Door gerichte vragen te stellen over de invloed van pijn op dagelijkse activiteiten, zoals eten/drinken, slapen, sporten, spelen, naar school gaan en werken, kan de zorgprofessional een goed beeld krijgen van de ernst van de pijn.
  2. Een cijfer: De zorgprofessional vraagt patiënten om de mate van pijn aan te geven op een schaal van 0-10. De ‘0’ staat voor ‘geen pijn’ en de ‘10’ voor de ‘ergste pijn ooit’. Dit zegt iets over de pijnbeleving van de patiënt
  3. Een beschrijving: De patiënt wordt gevraagd de bewoording te kiezen die de pijn het beste beschrijft. Een beschrijving van pijn is soms beter te beoordelen dan een cijfer (zeker bij bijvoorbeeld bejaarden), maar is weer niet te gebruiken bij taalbarrières.

De beoordeling van de pijn door de zorgprofessional kan dus lager of hoger uitkomen dan de pijnscore die de patiënt geeft.

Doorgaans is de tijdsduur van een klacht niet apart opgenomen als triagecriterium. Het is aan de zorgprofessional om de tijdsduur in de context te laten meewegen bij het bepalen van de urgentie. Wanneer de tijdsduur binnen een klacht altijd relevant is dan is de tijdsduur als triagecriterium opgenomen, bijvoorbeeld bij Ingangsklacht “Pijn thorax”.

De NTS geeft een advies voor de vervolgactie op basis van drie factoren: ingangsklacht, urgentie en type triage. Bijvoorbeeld: Is de uitkomst na telefonische triage “U2 trauma extremiteit” dan is het advies “AMBU”, omdat in de meeste gevallen het zal gaan om een toestandsbeeld waarbij vervoer nodig is. Het zal echter ook voorkomen dat de zorgprofessional de vervolgactie aanpast op basis van specifieke informatie, zoals bij verdenking van een polsfractuur pols#. Dan kan de patiënt met eigen vervoer naar de SEH.

De NTS geeft dus een advies vervolgactie op basis van urgentie, niet per triagecriterium. De vervolgactie kan eenvoudig worden aangepast en daarna moet je een reden geven voor de aanpassing.

Röntgen staat niet bij de vervolgacties in de NTS, omdat dit een verwijzing is naar diagnostiek en niet naar een zorgverlener. Vervolgacties in NTS zijn altijd een advies. Wanneer met een huisartsenpost de afspraak is gemaakt dat patiënten (bijvoorbeeld met spaakverwonding) zonder tussenstop worden doorgestuurd dan is dat natuurlijk prima. Ga altijd uit van de eigen postafspraken.

Nee, kindermishandeling is geen triagecriterium. De NTS-redactieraad heeft meermalen gesproken over de plek van kindermishandeling in de triage. Een verdenking van kindermishandeling wordt grotendeels door de context bepaald en niet door de symptomatologie. Een tweede argument om kindermishandeling niet in de triage op te nemen, is dat deze afweging thuishoort in de spreekkamer tijdens het consult door de arts. Dus niet in de triage. Daarom kom je geen triagecriteria voor verdenking van kindermishandeling in de NTS tegen.

Echter, dit betekent niet dat hier geen aandacht voor moet zijn. Ons advies is dat in het specifieke geval dat de zorgprofessional tijdens de triage een verdenking heeft, niet de urgentie U5 af te geven, maar de urgentie op te hogen en/of eerst te overleggen met de fiatterende dienstdoende (regie)arts.

Wel is er in NTS het criterium “Kind aanwezig” opgenomen in sommige ingangsklachten, zoals intoxicatie en vreemd gedrag en suïcidaliteit.

Echter, dit betekent niet dat hier geen aandacht voor moet zijn. Ons advies is dat in het specifieke geval dat de triagist tijdens de triage een verdenking heeft, niet de urgentie U5 af te geven maar de urgentie op te hogen en/of eerst te overleggen met de fiatterende dienstdoende (regie)arts.

Voor ingangsklacht “Pijn thorax” geldt dat deze risicofactoren geen effect hebben op de urgentie. Het gaat om het toestandsbeeld. In de spreekkamer gelden uiteraard andere richtlijnen voor aanvullend onderzoek of doorverwijzen. De afwezigheid van risicofactoren maakt de kans op een infarct wel kleiner, maar sluit het niet uit. Daarom hebben ze geen invloed op de uitkomst van de triage.

De redactieraad is van mening dat de huidige simpele instructie volstaat en een tussentijdse aanpassing van de applicatie niet is gewenst. In de NTS wordt bij koorts al standaard gevraagd naar een verblijf in de (sub)tropen. Alle MKA, HAP en SEH hebben instructies hoe te handelen.

ICT-leveranciers kunnen deze informatie op verzoek van zorgprofessionals toevoegen. Deze functionaliteit is als ‘Wens’ opgenomen in het Eisen en wensen document. In dit document voor ICT-leveranciers staat aan welke Eisen een NTS-module moet voldoen en welke ‘Wensen’ mogen toegevoegd.

Wat is MEWS?
MEWS is een in Australië ontwikkeld systeem. De vitale functies van een patiënt worden objectief gemeten, waarbij aan de verkregen waarden een cijfer wordt verbonden. Het totaal van de cijfers vormt een getal en aan dat getal zijn vervolgacties gekoppeld. Hoe hoger het getal, hoe slechter de vitale functies en dus hoe hoger de urgentie.

Nee, er moet altijd een ABCD beoordeling plaatsvinden. Soms volstaat een snelle ABCD-check. Op de meldkamers ambulancezorg moet er bij iedere melding een volledige ABCD beoordeling worden gedaan. Patiënten die zich bij de huisartsenpost melden, hebben vaker hulp- en zorgvragen met een lagere urgentie. Daar kan dus eerder worden volstaan met een snelle ABCD beoordeling. Wanneer iemand belt voor een recept voor een blaasontsteking of met een snee in de vinger, volstaat het om te vragen of er nog andere klachten zijn.

Bij twijfel over de ABCD of als er ABCD-signalen (bloeding, ziek, benauwd, et cetera) zijn, moeten de ABCD-criteria uiteraard wel allemaal worden beoordeeld.

Bij de ABCD beoordeel je of er sprake is van uitval van een vitale functie. Vegetatieve verschijnselen kunnen duiden op een circulatoir probleem. Ze kunnen echter ook duiden op een andere lichamelijke reactie die niet betekent dat iemand een circulatoir probleem heeft. Denk daarbij aan pijn of het zien van bloed.

Zodra je binnen de ABCD een beoordeling met het ergste antwoord hebt gegeven dan adviseert NTS direct een U1 of U0. Wanneer je vegetatieve verschijnselen met het ergste antwoord beoordeeld dan is er niet altijd sprake van uitval in de C (circulatie) en daarmee dus ook geen U1 of U0. Dat maakt dat de beoordeling van de vegetatieve verschijnselen worden beoordeeld binnen ingangsklachten waarbij het mogelijk is dat de patiënt een circulatie probleem heeft.

 

Matige kortademigheid wordt in NTS omschreven als: Gebruik van hulpademhalingsspieren, jan niet meer dan een aantal meters lopen zonder op adem te moeten komen. Geringe kortademigheid wordt in NTS omschreven als (gevoel van) lichte benauwdheid, geen gebruik van hulpademhalingsspieren.

Matig kortademig is dus objectief vast te stellen door de zorgprofessional terwijl geringe kortademigheid een gevoel is van de patiënt.

Daarnaast moet ook het totaalplaatje worden meegewogen. Wanneer iemand met COPD belt dan is de mate van kortademigheid lastiger goed in de ABCD weg te zetten, omdat deze mensen veel meer gewend zijn dan mensen met ‘gezonde’ longen. De mate van kortademigheid zal dan beter kunnen worden bepaald samen met de patiënt. Deze weet over het algemeen heel goed hoe benauwd hij/zij is. Het kan dan voorkomen dat de kortademigheid, die wel objectief kan worden vastgesteld, niet meedoet bij het bepalen van de urgentie omdat dit niet de klacht is waarover men contact opneemt.

Een acuut coronair syndroom (hartinfarct) kan voorkomen zonder pijn in de thorax. Dat maakt het extra moeilijk om dit in de triage te ‘vangen’. Volgens de experts is het triagecriterium ‘vegetatieve verschijnselen’ dan het allerbelangrijkste. Immers bij een infarct van serieuze omvang, dus niet bij een klein infarct, zal de circulatie shockverschijnselen veroorzaken.

Als je de ingangsklacht “Corpus alienum” kiest dan is de patiënt in principe ABCD stabiel. Vandaar dat je niet bij de Ademweg-instructies komt. Bij een daadwerkelijke obstructie zul je deze dus in de ademweg (ABCD-beoordeling) moeten scoren. Daar zijn dan de instructies (Heimlich e.d.) ook direct te vinden.

Er zijn twee redenen:

  1. Er zijn nauwelijks verschillen in triagecriteria tussen pijn boven- en onder in de buik, dus ontbreekt een dringende reden voor twee verschillende ingangsklachten.
  2. Het is lastig om aandoeningen te bedenken die duidelijk alleen voorkomen in de onderbuik of bovenbuik. De belangrijkste reden om een nieuwe ingangsklacht te maken, is dat deze duidelijk anders is dan andere. De triage heeft als doel het bepalen van de urgentie en de vervolgactie, niet het maken van een verslag voor het EPD/HIS. En hoe minder ingangsklachten en triagecriteria, hoe meer overzicht en dus meer betrouwbaarheid en veiligheid.

Dit is de enige trauma ingangsklacht waarbij het antwoord ‘HET nog ter plaatse’ niet direct leidt tot een U1 omdat de kans dat iemand met uitsluitend extremiteitenletsel niet zo groot is als bij bijvoorbeeld “Trauma schedel”. Een U1 zou overtriage betekenen in de meeste gevallen. Echter, bij bijvoorbeeld (verdenking) femur fractuur is dit wellicht anders en is het dan ook zeer wenselijk om handmatig de urgentie te verhogen naar U1. Dit behoort tot de competentie van de zorgprofessional. Zodra er sprake is van mogelijk ander letsel naast extremiteitenletsel moet je een andere ingangsklacht selecteren en zal er bij een HET nog ter plaatse een U1 volgen.

Het is moeilijk hierop een eenduidig antwoord te geven. Iedere situatie en toestand vraagt om logisch nadenken en goed interpreteren van de criteria.

Bij de omschrijving van de ingangsklacht “Trauma aangezicht” staat: Oppervlakkig letsel van het gezicht, zoals schaafwonden, blauwe plekken, snijwonden en tandletsel. In alle andere gevallen: selecteer “Trauma schedel”.

Bij een Anafylaxie maakt het lichaam heel veel histamine aan. Door histamine gaan vaten onder andere verwijden. Als dat heel snel gebeurt daalt daarmee de bloeddruk opeens heel hevig. Dat is één van de dingen die gebeurt bij een anafylactische shock. Dan is de allergische reactie heel snel en systemisch; niet alleen op de plek van ingang, maar in het hele lichaam.
In een Epipen® zit adrenaline. De stofnaam daarvan is epinefrine en vandaar de naam van de injector. Door adrenaline toe te dienen vernauwen de bloedvaten, de longen ontspannen en de hartslag gaat omhoog. Maar een adrenaline-auto injector lost de allergische reactie dus niet op! Het gaat alleen de levensbedreigende symptomen tegen. Elk slachtoffer waarbij het dus noodzakelijk is om een adrenaline-auto injector te gebruiken heeft ook direct professionele hulp nodig.

Wanneer de persoon niet meer ademhaalt of aanspreekbaar is dan is er uiteraard sprake van een U0 of U1 en een (mogelijke) reanimatie. Echter, wanneer de persoon goed aanspreekbaar is en contact opneemt omdat de ICD 2 keer (of meer) is afgegaan dan kies je voor ingangsklacht “ICD” en leidt dit tot een U2. Dit wil zeggen een bedreiging in de ABCD waar zo snel mogelijk actie op moet worden ondernomen. Dit is conform de richtlijnen van de ziekenhuizen die een ICD plaatsen.

Als een patiënt pijn op de borst had, maar nu geen klachten meer heeft moet je dan nog steeds kiezen voor ingangsklacht “Pijn thorax”? Ja, “Pijn thorax” is de enige ingangsklacht die je ook gebruikt als de klachten al voorbij zijn. Je kunt dan nog steeds op een U1 of U2 (karakter en vegetatieve verschijnselen) of een U3 (typische uitstraling, diabetes en coronair lijden in de voorgeschiedenis) uitkomen. Als de klachten terugkomen moet de patiënt altijd opnieuw worden getrieerd (opnemen in het vangnetadvies).

Nee. Een koude rilling is in de geneeskunde een belangrijk symptoom dat direct leidt tot een hoge urgentie. Iemand die een koude rilling krijgt, zal een snel oplopende koorts vertonen en kan zich ook bij 40 graden nog steeds koud voelen. Bij een koude rilling spannen en ontspannen de spieren zich oncontroleerbaar en snel afwisselend waardoor de lichaamstemperatuur snel omhooggaat. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het plotseling vrijkomen van bacteriële toxinen in het lichaam of andere ernstige infecties. Rillen van de kou is een oncontroleerbare en reflexmatige beweging met als doel het lichaam weer op te warmen (je bent dus niet ziek!). Een koude rilling moet dus niet verward worden met het ‘rillen van de kou’.

Waarom staat er bij de ingangsklachten “Trauma aangezicht” en “Trauma schedel” geen vraag naar vocht uit de neus? Dit kan toch wijzen op een schedelbasisfractuur? Vocht kan inderdaad wijzen op een schedelbasisfractuur, maar veel vaker is het gewoon snot. Het is heel moeilijk een onderscheid maken tussen snot, tranen en liquor. Het is dus niet discriminerend genoeg om er een triagecriterium van te maken, maar wanneer een zorgprofessional ervan overtuigd is dat er liquor uit de neus komt kan dit uiteraard worden meegenomen in het bepalen van de urgentie

Massaal bloedverlies wordt afgevangen in de ABCD beoordeling. Wanneer er geen sprake is van massaal bloedverlies en de zorgprofessional kiest voor ingangsklacht “Bloedneus” dan is een U3, zelfs in combinatie met bloedverdunners, in het overgrote deel van de bloedneuzen de juiste urgentie. (In het verleden is een niet te stelpen bloedneus wel U2 geweest, maar dit leidde tot veel overtriage. In overleg met traumatologen is dit destijds aangepast naar een U3). Dit neemt natuurlijk niet weg dat de toestand van iemand kan veranderen en alsnog hoger urgent kan worden. Het is dus belangrijk dat de ABCD wordt beoordeeld en dat indien nodig de urgentie wordt verhoogd.

Loze defecatiedrang is niet discriminerend genoeg om er een triagecriterium van te maken. In sommige gevallen is er sprake van loze defecatiedrang bij een aneurysma, maar in veel andere gevallen ook helemaal niet. Loze defecatiedrang kan daarom worden meegenomen bij het bepalen van het toestandsbeeld, maar het is geen triagecriterium.

Bij ingangsklacht “Kortademigheid” bij een kind staat zowel een criterium “Koorts kind” (U2) als “Koorts” (U3). Waarom is dat? Dit is een kleine onhandigheid in NTS. Bij ingangsklacht “Kortademigheid” wordt koorts bij kinderen als urgenter beoordeeld dan bij volwassenen. We kunnen echter geen leeftijdsfilter op het triagecriterium “Koorts” zetten, zodat alleen “Koorts kind” zou worden getoond. Dit komt omdat het criterium “Koorts” bij andere ingangsklachten wordt gebruikt voor alle leeftijden. Zouden wij er een leeftijdsfilter opzetten, dan zou “Koorts” nergens meer zichtbaar zijn wanneer je een kinderleeftijd zou invullen en dat is niet de bedoeling.

Het lijkt vreemd wanneer je bij kinderen zowel “Koorts kind” als “Koorts” te zien krijgt, maar je kunt gewoon het criterium “Koorts kind” scoren. Dit leidt tot een U2 en dat is meestal de juiste urgentie voor kinderen die kortademig zijn. Bij volwassenen wordt het criterium “Koorts kind” niet getoond, dus daar speelt deze verwarring niet.

Binnen de NTS willen wij met zo min mogelijk criteria zo snel mogelijk tot een urgentie komen. Wanneer je de FAST geheel gaat uitsplitsen zul je die dus altijd apart moeten beoordelen binnen NTS. Dit komt de snelheid niet ten goede. Als zorgprofessional moet je goed weten wat dit criterium inhoudt, zodat je deze goed kunt beoordelen. Daar hoort dus ook de FAST bij. Bij dit criterium staat: “het gaat om elke vorm van uitval (motorisch, sensibiliteit, visus, spraak).” Verder staat bij de ondersteuningsvragen: FAST-test: is er een scheef gelaat? Is er uitval of verandering van spraak? Is er uitval van spierkracht? Wanneer 1 van deze dus positief scoort, dan kun je het criterium beoordelen met ‘ja’. Het is dus belangrijk dat je goed weet waar je op moeten letten, bijvoorbeeld dat ook uitval of verandering van spraak korter dan 12 uur een U1 verdiend.

PEG-sonde: Percutane Endoscopische Gastrostomie. De PEG-sonde is een uitmonding van de maag, door de buikhuid. Het uiteinde van de sonde is voorzien van een afsluitbaar systeem waardoor voeding en/of medicijnen kunnen worden toegediend. Als de sonde eruit is moet er zo snel mogelijk een nieuwe sonde ingebracht worden, voordat het gaatje zich gesloten heeft. Dit kan zeer snel zijn binnen 1 of 2 uur, daarom is het een U2.

SP-katheter: SupraPubische katheter is een katheter dat via een incisie via de buikwand, in de blaas wordt ingebracht. Als de katheter eruit is moet er zo snel mogelijk een nieuwe katheter ingebracht worden, voordat het gaatje zich gesloten heeft (dit kan zeer snel zijn, 1-2 uur).

De ingangsklacht die je kiest hangt (uiteraard)af van het toestandsbeeld.

  • Een hand is onderdeel van de arm. Je kunt dus denken aan Armklachten, maar afhankelijk van het toestandsbeeld kunnen ook de ingangsklachten Trauma Extremiteit, Huidklachten, Brandwond, Wond of Huidklachten relevant zijn.
  • Een voet is onderdeel van het been. Je kunt dus denken aan Beenklachten, maar afhankelijk van het toestandsbeeld kunnen ook de ingangsklachten Trauma Extremiteit, Huidklachten, Brandwond, Wond of Huidklachten relevant zijn.
  • Bij een pijnlijke lies kun je bijvoorbeeld denken aan: Buikklachten, Beenklachten of klachten geslachtsorgaan.
  • Pijn in de flanken valt onder buikpijn.

Je kunt bij veel ingangsklachten lezen wat er onder deze ingangsklacht getrieerd moet worden. Zo staat er bij de ingangsklacht “Buikpijn” dat ‘pijn in de flanken’ hieronder valt en bij de ingangsklacht “Armklachten” staat ‘klachten aan de arm, inclusief de schouder’.

Bij het gebruik van insuline is er kans op een ketoacidose. Ketoacidose is verzuring van je bloed. Ketoacidose ontstaat als er te weinig insuline is om de glucose in je bloed om te zetten in brandstof voor je lichaam. Het lichaam gaat dan andere energiebronnen, nl. opgeslagen vetten, aanspreken. Bij de verbranding van vetten komen ketonen vrij die het bloed verzuren. Ketoacidose is gevaarlijk, want uiteindelijk vallen door ketoacidose je lichaamsfuncties uit en daarom is het een U1.

NTS berekent de urgentie op basis van de criteria die met ‘ja’ zijn beantwoord. NTS is een database die niet zelf na kan denken, dus je moet als zorgprofessional altijd aangeven of je een criterium wil laten meewegen in de berekening (ja) of niet (nee). Een ‘nee’ in NTS betekent dus NIET dat iets NIET aan de hand is. Een ‘nee’ in NTS betekent dat dit criterium niet is meegewogen in de urgentieberekening. Een ‘nee’ in NTS moet dus anders worden geïnterpreteerd dan tijdens de anamnese. Een zorgprofessional bepaalt de urgentie op basis van wat er WEL aan de hand is. Een arts stelt vervolgens vast wat er wel of niet aan de hand is.

Bijvoorbeeld wanneer informatie niet bekend is of niet kan worden vastgesteld (bv hoofdpijn bij kleine kinderen). De afgegeven urgentie is gebaseerd op criteria die met ‘ja’ zijn beantwoord.

Kom je bij de melding tot de conclusie dat er geen noodhulp meer mogelijk is en dat de patiënt is overleden, dan moet de arts volgens de Wlb ‘zo spoedig mogelijk na het overlijden’ de lijkschouw verrichten. De centralist waarschuwt daartoe de dienstdoend arts. De wet geeft met deze bepaling geen eenduidige termijn aan waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden. De daadwerkelijke snelheid zal afhangen van de vraag of de arts nog andere spoedeisende hulpvragen heeft af te handelen en de eventuele emotionele ontreddering van de nabestaanden. De lijkschouw dient uiterlijk binnen 3 uur na de melding te worden verricht.

Over de ingangsklachten Zwangerschap lees je meer in de Handleiding Ingangsklachten Zwangerschap_2022

Bij het triagecriterium “Neurologische uitval” staat: ‘Het gaat om elke vorm van uitval (motorisch, sensibiliteit, visus, spraak)’

Wanneer ‘sensibiliteitsstoornissen’ een apart triage criterium zou worden dan moeten ‘motorische uitval’, ‘visus uitval’, en ‘spraakuitval’ ook aparte triagecriteria worden. NTS wil het aantal triagecriteria zo veel mogelijk beperken en het apart opnemen van de verschillende vormen van ‘neurologische uitval’ draagt daar niet aan bij.

Dit zie je alleen bij een triage van kinderen onder de 1. Het triagecriterium “Spugen” heeft een leeftijdsfilter tot 1 jaar en triagecriterium “Braken” heeft geen leeftijdsfilter.

Braken kan geen leeftijdsfilter krijgen ‘vanaf 1 jaar’ omdat het triagecriterium “Braken” bij meerdere ingangsklachten wordt gebruikt waar ‘spugen’ geen triagecriterium is. Bovendien zijn de antwoordmogelijkheden verschillend waardoor deze niet 1 op 1 kunnen worden ingewisseld.